Online
Interactief
Cultureel
Erfgoed
Oud-Papendrecht.nl is onderdeel van de stichting Promotie Papendrecht
Middenstand - 1880-1899
De kleine middenstanders. Wat hadden wij er vroeger veel in Papendrecht. Op ieder stukje dijk kwam je er wel 1 tegen. Bakkers, melkboeren, slagers en kruideniers in overvloed. Allemaal van die leuke kleine winkeltjes en bedrijfjes die een eigen verhaal hadden. Het is jammer dat met de komst van de grootwinkelbedrijven, dit stukje nostalgie is verdwenen.
Op deze pagina vindt u een verzameling verhalen voor en door de kleine middenstanders van weleer.
Heeft u nog een leuk verhaal voor ons? Neem dan contact met ons op!
De 1e generatie
Het koninklijk huis kon er vroeger wat van, met koning Willem 1, koning Willem 2 en koning Willem 3. In Papendrecht konden we dit veel beter, met Gerrit pullen de 1e, Gerrit Pullen de 2e, Gerrit Pullen de 3e, Gerrit Pullen de 4e, en Gerrit Pullen de 5e. En dan ook allemaal slager zijn van beroep. Uniek hoor.
In 1875 start de 1ste Gerrit pullen een vleeshouwerij in Almkerk, later vestigt hij zich in Papendrecht aan de dijk op nr a 337, op de driesprong veerdam-oude veer-bosch, hij was al aardig ingeburgerd in Papendrecht, omdat hij regelmatig bij de boeren kwam slachten, en dacht dat hij hier een betere boterham kon verdienen dan in Almkerk.
slager pullen heeft tot 1900 op de a 337 zijn bedrijf gehad, en verhuisd dan naar het oude veer, de eisen van de warenwet dwingen hem daar toe, die wet stond slachten op een houten vloer niet mee toe.
De 2e generatie Gerrit pullen neemt tevens in 1900 het bedrijf over.
De 3e generatie
Het is 1942 als de derde generatie Gerrit pullen het bedrijf overneemt, midden in oorlogstijd, men mocht maar 2 dagen per week open zijn, en het vlees was schaars, de 2de generatie pullen kocht op de veemarkt in Rotterdam zijn koeien, die de 3de generatie dan in Papendrecht slachtte, mensen uit Papendrecht die vee hadden, konden ook bij pullen terecht, al werd er in oorlogstijd natuurlijk ook veel illegaal geslacht.
In de slagerij van pullen maakte ze de meeste vleeswaren zelf, denk maar eens aan zure zult, rosbief, gekookte worst, leverworst, gerookt spek, en in de winter natuurlijk erwtensoep, pullen en met name de 3de en de 4de generatie wonnen met hun eigengemaakte producten regelmatig wedstrijden, die uitgeschreven waren door de landelijke organisatie voor slagersbedrijven.
De 2e generatie
Gerrit pullen de 2de nam zoals gezegd in 1900 het bedrijf over en heeft dit gerund tot 1942, een moeilijke tijd allemaal met de crisisjaren tijdens en net na de wereldoorlog 1, geld om iets te kopen, hadden de mensen bijna niet, dus vlees werd meestal als eerste geschrapt, men hield zelf wel enkele beesten rond het huis, zoals kippen, soms een varken, kippen slachten was meestal geen probleem, dat kon men zelf wel, een konijn lukte ook nog wel, maar een varken is natuurlijk een heel ander verhaal, hier had men echt slager pullen voor nodig, in die jaren was hij dan ook meer slachter dan slager.
Aan iedere crisis komt natuurlijk een eind, het werd weer drukker, ook de concurrentie nam toe, slager eikelenboom kwam van Sliedrecht naar Papendrecht, de vinkies van het Oosteind, hadden 2 zonen die allebei het slagersvak in gingen, van der toren had een slagerij in de veerstoep, jo kraal in het westeind, pullen de 2de ging regelmatig naar de veemarkt in Rotterdam, om zijn inkopen te doen, er werden dan gewoon koeien gekocht, eenmaal op het oude veer aangekomen, ging er natuurlijk wel eens wat mis, menige koe die het even niet zag zitten om geslacht te worden, brak los en liep dan vrij op het oude veer rond.
De 4e generatie
rond 1960 komt Gerrit pullen de vierde bij zijn vader in het bedrijf te werken, op maandag en donderdag wordt hij er op uitgestuurd om bestellingen op te nemen, op de andere dagen worden de bestellingen bezorgd, hij helpt bij het uitbenen, verzorgde in de kelder het pekelbad en de rookkast, naarmate het in de winkel drukker werd , is hij gestopt met het zelf slachten van vee, en koopt het bij de groothandel in.
Eind jaren 90 sluit Gerrit pullen de vierde zijn slagerij op het oude veer, in het pand wordt een kinderkapsalon gevestigd, nadat het bijna 100 jaar een slagerij is geweest.
zelf gaat hij wonen in de p c hoofdlaan, en blijft hij werken bij zijn zoon, Gerrit pullen de 5de, die op de markt in Papendrecht een slagerij had geopend.
Het ontstaan van de onderneming
Als opzichter van Rijkswaterstaat had Jan Koenraad Roeloffs veel te maken met het aanleggen en onderhoud van dijken, in 1890 richtte hij een handel op in basaltstenen, daarnaast startte hij ook als aannemer in waterwerken.
Hij kocht het stuk grond buitendijks in de kerkbuurt ter hoogte van de grote kerk, voor opslag, hij had in duitsland een steengroeve tot zijn beschikking ( zie foto ) hij liet de basaltsteen met steenbonkers naar papendrecht brengen, waar ze gelost werden op de steenplaats, na het overlijden van roeloffs sr, wordt het bedrijf voortgezet door zijn zonen willem en jan.
De groei van het bedrijf
In de Kerkbuurt was het een drukte van belang, de schepen lagen te wachten tot ze geladen of gelost konden worden, steenbaas jan van os had hier de leiding over de steen sjouwers, meestal een man of 5 per schip anders liep men elkaar toch maar in de weg, deden het zware werk, eigenlijk was de Kerkbuurt gewoon een overslag plaats.
De schepen die geladen werden gingen bij hoge uitzondering na allemaal naar de waterwerken van Roeloffs richting zeeland, zo is de haven van Terneuzen een van zijn grote werken geweest, natuurlijk ging er wel eens wat mis, zo liep het schip van schipper van wijnen in 1911 in een zware storm bij Stavenisse op de dijk. Roeloffs was voor papendrechtse begrippen in de jaren 20, een groot bedrijf, die aan menig plaatsgenoot werk verschafte.
De start van de onderneming
Matthijs van Rossum sr. kocht in 1892 de werf aan het Westeind B94 gelegen, van Anna Pieternella van Wijngaarden, weduwe van Cornelis Verheul, zij was scheepsbouwmeesteresse en had 6 man in dienst.
Het was Matthijs niet zo zeer om de werf te doen, het ging meer om het terrein, hij liet de opstallen van de werf slopen, en liet op Westeind B94, later met de omnummering is het Westeind 45 geworden, een nieuw pand bouwen, op 17 april 1893 legde zijn zoon Anthonie op 13 jarige leeftijd de gevelsteen van het gebouw, Matthijs sr. kan starten met zijn handel in scheepsmotoren, zeer vooruit strevend voor die tijd, want de meeste boten en schuiten werden nog door windkracht voort gedreven, al gauw kwam er ook een smederij bij, het geld moest tenslotte ergens mee verdient worden.
Het ongeluk
alles wat met motoren te maken had was handel voor Anthonie, hij begon een eigen bezorgdienst en leverde praktisch door het hele land, niet alleen motoren, maar ook dynamo's, spanningsregelaars, verstuivers, brandstofpompen en natuurlijk de inruil en 2de handsmotoren vonden hun weg in Nederland en Belgie.
Op 1 van die bezorgroutes gebeurde op 27 september 1937 een vreselijk ongeluk, zijn jongste zoon Anthonie, inmiddels ook bij zijn vader in het bedrijf, reed op een onbewaakte spoorwegovergang in Nootdorp onder een trein, en was op slag dood, je zal dat nieuws maar op je bedrijf en thuis krijgen.
de oorlogsjaren komt van Rossum net zoals zoveel Papendrechtse bedrijven goed door.
Eind jaren 40 had van Rossum samen met Duimel een fietsfabrikant uit Dordrecht een handelsmaatschappij DURO genaamd, DURO is een naam die afkomstig is van DUimel en van ROssum deze verkocht onder andere fietsen met hulpmotor, de Durofiets werd bij Cedudor (=Coen Duimel Dordrecht) gemaakt , de hulpmotor werd in Duitsland en Frankrijk ingekocht, de handelsmaatschappij DURO was gevestigd in de Voorstraat 167 te Dordrecht
De fabriek in het Westeind
Het begon steeds drukker te worden op het Westeind B94, Anthonie was in de zaak gekomen, en trouwde op 28 januari 1903 met Maria Pieternella Visser, het gezin kreeg in de periode 1903 t/m 1918, 7 kinderen, Anthonie was een bezig baasje want 6 maanden na de trouwerij kwam de eerste al, Matthijs, vernoemd naar zijn vader, vervolgens kwamen Maria Anna in 1904, Jan Anthonie in 1907, Annigje in 1909, Heiltje in 1911, Anthonie in 1913, en Nellie Catharina in 1918, genoeg monden om te vullen, Anthonie woonde met zijn gezin naast de fabriek in een mooi herenhuis
Ook in de fabriek werkte er inmiddels al een man of 10, waarvan natuurlijk een paar krullenjongens die het vak moesten leren, er liep een echte smid rond, Gerrit Veth, die overigens later voor zich zelf begon, er werd het nodige werk gedaan voor de agrarische sector, er werden zelfs paarden beslagen, naarmate de tijd vorderde zag je het bedrijf groeien, van het smederij gedeelte werd stil aan afscheid genomen, zodat er alleen de machinefabriek overbleef, de Bucher motorgrasmaaiers met een Bernard of een Conrad motor, waren een topper, Anthonie heeft in die tijd goed ingespeeld op de vraag naar motoren die er toen was, waar zijn vader begon met scheepsmotoren, pakte hij gewoon van alles waar het woord motor in voorkwam aan.
De avaros aan de Veerdam
Anthonie van Rossum moet gedacht hebben, wat ik in Dordrecht met Duimel doe, kan ik ook in Papendrecht met mijn kinderen, in september 1951 volgt de inschrijving in het handelsregister bij de kamer van koophandel, Anthonie wordt op 72 jarige leeftijd, hij was van 1879, directeur van de Avaros, een bedrijf naar hem vernoemd A VAn ROSsum, zijn mede directeuren waren Matthijs en Jan van Rossum, de nog overgebleven zonen van Anthonie, beide aan de Veerdam woonachtig.
Ik heb me altijd afgevraagd waarom de grond naast de Avaros braak bleef liggen, 1 keer per jaar werd er wat mee gedaan, als de kermis in Papendrecht langs kwam werd het verhuurt, voor dat braak liggen was een reden, Jan woonde aan de Veerdam tegenover het politiebureau, Matthijs woonde aan de Veerdam bij de hoek met de Eilandstraat, als die het terrein vol liet bouwen, was hij het prachtige uitzicht wat hij had op de rivier de Merwede kwijt.
Avaros maakte zijn brommers niet zelf maar assembleerde in Papendrecht, Flandria's uit Belgie, Avaros plakte er alleen zijn eigen Avarossticker op, en verkocht ze, niet aan de particulier maar aan de handel, die ze vervolgens aan het publiek aanbood, ik heb advertenties langs zien komen voor nog geen 300 gulden voor een nieuwe Avaros.
de Avaros, een leuk brommertje of scootertje natuurlijk, alleen de jeugd was er niet zo gek op, die hadden liever een Kreidler of een Puch, die gingen allemaal wat sneller, de bejaarden bleven er ook af, daar gingen ze veel te snel voor, en zij zaten natuurlijk vastgeroest op hun Solexje, maar voor de man des huizes was de Avaros ideaal om op zijn werk te komen, om over moeder de vrouw maar niet te spreken, voor zover al ge-emancipeert reden ze trost door hun dorp. reken maar dat er veel verkocht zijn.
De Avaros stopt in 1965, de machinefabriek bleef nog wel bestaan, van Rossum doet deze in de jaren 80, over aan Masa Aggregaten in Oud Gastel, een bedrijf dat min of meer voortgekomen is uit van Rossum Techniek in Papendrecht, het pand Westeind 45 wordt verkocht aan de Gemeente Papendrecht, die er na een grondige verbouwing, een bedrijfs verzamel gebouw voor startende ondernemers van maakt.
Schorer - een allesdoener
In 1894 opent Lucas Frederik Schorer in Papendrecht een handel in drank, hij was gehuwd met Neeltje Nijman, het gezin had meerdere kinderen, waarvan er 1 op zeer jonge leeftijd overleed aan de Spaanse griep, zijn zoon Frederik hendrik neemt later het bedrijf over. Lucas komt er al gauw achter, dat hij met alleen drankverkoop een karige boterham kon verdienen, en besloot allerlei bij-artikelen te gaan verkopen, zo kreeg hij in 1898 het agentschap van de wiljes theehandel, hij kreeg in 1900 de alleenverkoop in Papendrecht van briketten en Engelse antracietkolen, rond 1910 begon Lucas ook als rijwielverkoper en reparateur.in 1936 kreeg hij een tapvergunning, niet dat hij een kroeg had, maar hij liet zijn klanten wel eens een glaasje proeven, en daar was immers een vergunning voor nodig,
in 1939 behaald zijn zoon Frederik hendrik zijn middenstandsdiploma, en komt in de zaak, in dat zelfde jaar trouwt hij met marigje stoker in 1940 wordt hun 1ste kind Bastiaan geboren. in 1944 midden in de oorlogsjaren bestaat het bedrijf 50 jaar, dit wordt uitbundig gevierd in de blauwe zaal in het Westeind, in Nederland was zachtjes aan een voedsel tekort aan het ontstaan, en daar op dat feest kon echt alles, mijn moeder die met haar zussen serveerde in de blauwe zaal, bewaarde alle restjes en het werd verdeeld onder de mensen die niet veel te eten hadden zo kon het gebeuren dat er aan het eind van de oorlog, opeens een aangebroken fles bessenjenever in de boesemsingel terecht kwam, en zalm op de Hogendijk. het feest was overigens alleen voor genodigden.
Lucas heeft ook de nodige tegenslager gekend, in de strenge winter van 1929 was Lucas betrokken bij een eenzijdig auto ongeluk, ter hoogte van het molenpoldertje botste hij door de gladheid tegen een boom, waardoor de auto kantelde en van de dijk afrolde, wonder boven wonder bleef Lucas ongedeerd, de auto was totaal los, de vracht kon hij weggooien.
Lucas had een zeer groot sociaal leven, zo werd hij rond 1923 voorzitter van de muziekvereniging excelsior, c van Genderen was hiervan directeur of dirigent, het korps telde toen 35 leden, mede door de inbreng van schorer en van Genderen groeide het korps in enkele jaren tot ruim 60 leden, de prijzen die excelsior won op concoursen, werden altijd tentoongesteld in de etalage van schorer aan het Westeind nr 13.
in 1927 komt hij op de kandidatenlijst van de liberale kiezers voor de gemeenteraad van Papendrecht, hij stond hier op plaats 6, en werd niet gekozen. Lucas zat in de kascommissie van het plaatselijke groene kruis, hij was voorzitter van de Oranjevereniging, mede door zijn toedoen zijn de 2 Oranjeverenigingen, op het Oosteind was er namelijk ook een, samen gegaan, dat hij hierdoor het voorzitterschap, dat naar buis van het Oosteind ging, moest opgeven was geen probleem. in 1935 wordt hij secretaris van de middenstandsorganisatie in Papendrecht. in 1954 besluit de familie schorer een eind te maken aan de zakelijke activiteiten, het bedrijf wordt verkocht aan Theo Romeijn, een zoon van een kaas en wijnhandelaar, en eigenaar van een limonadefabriek in Dordrecht.
Van Oosteind naar het oude Veer
Bakker Jan Boer had voor 1900 al een bakkerij op het Oosteind, rond 1915 verhuisd hij naar het oude veer waar zijn zoon Teun ook in het bedrijf komt werken, dochter bab komt later in de winkel voor de verkoop. Bakker boer had gewoon een drukke winkel, en stond bekend om zijn krentenbollen en eierkoeken, klanten van de Hogendijk kwamen gewoon naar het oude veer om ze daar te halen, ze waren onderweg al 4 bakkerijen voorbij gereden, maar dat maakte niet uit, hij had gewoon de lekkerste.
Naast de winkel had hij ook, net zoals de andere bakkers een bezorgwijk, kris kras door Papendrecht, de bakkers hadden dat vroeger nooit verdeeld in gebieden, men reed gewoon zijn klantjes af, eerst met de hondenkar, later toen kees de zoon van Teun in het bedrijf kwam werd er een bakfiets aangeschaft. 's Winters was dit wel een probleem, de stoep tussen de bakkerij en fietsenmaker verheuvel was zo steil, dat men bij gladheid niet de dijk op kwam, hij werd dan bij Boerman of punt op het erf gestald, die hadden ruimte genoeg en de stoep was veel minder steil.
De winkel aan het oude veer nr 12, heeft altijd op dezelfde locatie gezeten, al heeft het pand wel de nodige verbouwingen ondergaan, tot en met een hele nieuwe voorgevel toe, een woongedeelte werd erop gezet, zodat er beneden in het onderhuis een hele grote oven gebouwd kon worden.
Bakker Boer heeft tijdens en net na de 2de wereldoorlog ook meegedaan met het bakken van het Zweedse wittebrood, nee geen afbakken, maar van meel boter en water gewoon een brood maken, het Zweedse rode kruis had eind 44 begin 45, 3 scheepsladingen meel en boter aan Nederland geschonken, daar het transport in de oorlogsjaren niet zo snel ging, kwam dit pas in maart in de haven van Delfzijl aan, na gelost te zijn werd het over het hele land dat nog niet bevrijd was verdeeld, voor Papendrecht was bakker boer de aangewezen bakker, hij had immers de grootste capaciteit, al heeft hij ook veel verdeeld onder de andere bakkers. Met de komst van het winkelcentrum de meent, waar een coop en de gruiter zaten die ook brood verkochten, werd het voor bakker boer ook veel minder, de winkel verkocht hij aan ko Goudriaan, zelf werd kees broodbezorger bij bakker Goudriaan en werkte daar tot zijn pensionering.
De grondlegger: Adrianus Verbree
Adrianus Verbree geboren in 1866 te Benschop leert zijn vrouw, Aaltje Verspuij uit Giessen Oudekerk kennen, het stel trouwt in 1893 in Giessendam en vestigt zich in Papendrecht, waar Adrianus in de Veerstoep een bakkerij begint, het paar krijgt 2 kinderen, die beide in Papendrecht geboren worden, in 1901 wordt dochter Josina geboren en in 1905 zoon Govert.
Adrianus was al een tijdje bezig in de Veerstoep, en vond dat hij daar niet lekker zat, de concurrentie was moordend, bakker van Asperen zat in het Westeind, bakker Visser zat daar een paar huizen vandaan en bakker Boer verhuisde van het Oosteind naar het Oude Veer, 4 bakkers op nog geen 100 meter van elkaar, Adrianus slim als hij was, dacht wegwezen hier en deed zijn bakkerij over aan van Gend.
Adrianus, niet op zijn achterhoofd gevallen natuurlijk, haalde vervolgens een meesterzet uit, hij huurde het pand Vissersbuurt 98, en begon daar een bakkerij, de Vissersbuurt wat heb je daar nu te zoeken ? Adrianus had dat al lang gezien, de laatste bakker in de Kerkbuurt was Hardam die net naast de grote kerk zijn winkel had, vervolgens was Verkerk die de bakkerij van Boer ver op het Oosteind over genomen had, de volgende bakker die je tegen kwam, Adrianus ging daar precies tussen in zitten, en ging op kleine schaal ook kruidenierswaren verkopen, goed gezien allemaal, hij had een braak liggend stuk dijk van de Kerkbuurt tot achteraan het Oosteind om zijn brood te verkopen, daar komt nog bij dat hij recht tegenover de scheepswerf van te Veldhuis, waar in de toptijd zo'n 300 man werkte, en echt niet allemaal brood van huis meekregen, zijn bakkerij en winkel had.
In 1916 krijgt hij een klant in zijn winkel die hij 2 ons witte suiker verkocht tegen een prijs van 45 cent per halve kilo, terwijl de door de regering vastgestelde maximumprijs 27 cent per halve kilo was, de koper bleek een controleur van de distributiewet te zijn, Adrianus kreeg dus een proces verbaal aan zijn broek, voor de rechtbank verklaarde hij, dat de verkochte suiker, garneersuiker was en geen gewone suiker, en die valt niet onder de bepaling van de maximumprijzen, Adrianus kwam met de schrik vrij, er volgde geen boete.
in 1921 wordt Adrianus verplicht om bij de gemeente een vergunning aan te vragen om tussen 8 uur des namiddags en 6 uur voormiddags werkzaamheden te mogen verrichten in zijn bakkerij, de zogenaamde bakkersnachtarbeid-regeling, hier kon natuurlijk bezwaar tegen gemaakt worden, zijn buren deden dat niet, want Verbree had zijn bakkerij in het onderhuis waar de oven dag en nacht brandde, het hele blok huizen werd hier door verwarmd, het scheelde ze gewoon een paar mud kolen per jaar.
in 1928 besluit Adrianus zijn bakkerij over te doen aan zoon Govert, die al een tijdje bij zijn vader knecht was, Adrianus verhuisd naar een woning iets verder in de Vissersbuurt, hij overlijdt in 1947.
De opvolger: Govert Verbree
Zoals het zo vaak gaat in de gezinnen van de middenstanders, ging het bedrijf van vader op zoon, Govert geboren in 1905 was natuurlijk de beoogde opvolger, zijn zus die 4 jaar ouder was had geen trek in het bakkers bestaan. Na het voldoen van de leerplicht komt Govert bij zijn vader te werken, hij wordt gewoon op pad gestuurd met de hondekar, en met de opmerking : ga maar verkopen, nu hij kan er wat van, de hondekar was al gauw te klein, er volgden steeds grotere vervoersmiddelen, zijn bezorgwijk werd ook steeds groter, hij had het gewoon goed voor elkaar.
Govert trouwt in 1928 met Adriana Margretha Troost, en neemt in datzelfde jaar de bakkerij over, het stel krijgt 7 kinderen, geboren tussen 1930 en 1949, Govert moet gedacht hebben, leuk een groot gezin en makkelijk voor later, want als je als kind van een middenstander boven de keukentafel uitkwam , mocht je mee helpen, in het begin leuk natuurlijk, je was zo trots als een pauw, je mocht immers grote mensen werk doen, op een wat latere leeftijd werd het vervelend, je vrienden en vriendinnen gingen spelen en jij moest klusjes doen, het woord mocht was opeens veranderd in moest, als je wat mondiger werd, vroeg je wat heb ik verdiend ? als die ouwe dan een goede week had gedraaid, kreeg je wel eens wat, maar meestal was het, nee, met de opmerking erachter je betaald toch ook geen kostgeld, zo ging dat vroeger nu eenmaal, reken maar dat ze bij Verbree allemaal hun steentje hebben bij gedragen.
In 1930 krijgen Govert en zijn vrouw te maken met een oplichter, lekker allemaal, pas getrouwd, net voor jezelf begonnen, en een kleine van een paar maanden over de vloer dat schiet niet op, Govert was er snel bij, en schakelde de marechaussee in, die toen in Papendrecht liep , het bleek om de Dortenaar P.D. te gaan, die ze voordat hij de pont opging al te pakken hadden, en bij de fouillering de spullen door oplichting verkregen nog in zijn bezit had, en die aan Govert terug gegeven werden.
in 1932 schaft Govert een deegkneed machine aan, want het werd hem allemaal een beetje te veel om dat met de hand te blijven doen, hij vroeg bij het gemeentebestuur een hinderwet vergunning aan, en krijgt deze, al was de machine volgens zijn kinderen op het Nanegat nog te horen, zo'n herrie maakte dat ding, zo tussen neus en lippen door behaald hij in een 2 jarige cursus ook zijn E.H.B.O. diploma.
1935 wordt een belangrijk jaar voor Govert, hij krijgt de kans om het pand dat hij huurde te kopen, het hele blok inclusief de huisjes achter Verbree kwamen in een openbare verkoping, die meestal het gevolg is bij het overlijden van de eigenaar, zo'n veiling wordt door een notaris gehouden, en bestaat uit 2 delen, namelijk de opbod en het afslag deel, er was voor de Vissersbuurt 98 een bedrag van 1600 gulden geboden door L Blokland, Govert mijnde op 450 gulden hoger af, hij wilde het pand graag hebben, en werd zodoende eigenaar van Vissersbuurt 98 voor 2050 gulden, toen een hoop geld, tegenwoordig een maandsalaris, de continuiteit van zijn bakkerij en prive leven waren veilig gesteld.
Verbree na de oorlogsjaren
Govert komt de oorlogsjaren ongeschonden door, zijn bakkerij en winkel blijven gewoon open, na de oorlog zet hij er vaart achter, zijn vrouw doet naast de huishouding ook het winkeltje, zelf zit hij altijd op de dijk, zijn kinderen springen bij waar nodig is, het is opvallend dat geen van zijn kinderen, inmiddels 70 ers, enig idee hebben hoeveel broden hij per week maakte en verkocht, tegenwoordig heb je aan 2 broden per week genoeg, vroeger had je 2 broden per dag als het niet meer was nodig.
Met al die grote gezinnen die er toen waren, reken maar dat hij er veel verkocht heeft, echt bakfietsen vol. hij pakte dat slim aan natuurlijk, alles wat hij nodig had kocht hij in Papendrecht, er werd een nieuwe oven gebouwd door Bogenda uit Papendrecht, had hij de familie van Gend als klant, zijn broodmanden kocht hij bij van Hofwegen uit Papendrecht, een gezin met 22 kinderen, ja als je die tot klant hebt tikt dat lekker door, slim als hij was, hij hield er rekening mee.
Net zoals de andere bakkers in het dorp, had Govert zijn specialiteiten, bij hem waren dat de kokosmakronen en de tompoezen, met de laatste haalde hij begin jaren 50 een stunt uit, hij vertrok op een Koninginnedag met een bakfiets vol tompoezen richting het dorp, iedereen verklaarde hem voor gek, wat moet je daar nu mee ? komt hij aan het eind van de middag terug bakfiets met tompoezen helemaal leeg verkocht., als ik tegenwoordig in de supermarkt loopt is het rond Koninginnedag, tegenwoordig koningsdag, altijd tompoezen-oorlog je wordt er mee dood gegooid, dan denk ik bij mezelf, Govert je bent toen toch wat begonnen, 60 jaar later doen ze je nog na.
Eind jaren 50, wordt het allemaal wat moeilijker, Papendrecht wordt steeds groter, de klanten komen verder uit elkaar te zitten, de gezinnen worden kleiner en eten minder brood, de concurrentie wordt groter, supers die brood gaan verkopen, de broodverkoop daalt zienderogen, Govert inmiddels de 50 al ruim gepasseerd besluit te stoppen, hij sluit de bakkerij en treed in dienst bij bakkerij Vogel in Oud Alblas, die zo'n vakman natuurlijk nog best konden gebruiken, hij blijft hier werken tot zijn A.O.W.
Met dank aan de familie Verbree.