Artikel uit Dordrechtsche courant - 6 mrt 1919 (Bram Boerman)
In de haven der scheepswerf van de n.v. V.h. J en a van der schuyt te Papendrecht, ligt sedert een paar maanden een vrachtboot in reparatie. In het gezin van de kapitein, bestaande uit man, vrouw en vier kinderen heerschte een toestand, die alle beschrijvingen te boven gaat. Iemand van het personeel van de werf merkte namelijk op, dat twee der kinderen steeds op het dek vertoefden en er erbarmelijk uitzagen, ze leken verhongerd en pakten schuw een stuk brood aan, hetwelk ze als het ware verslonden.
De politie werd met het een en ander in kennis gesteld, deed een onderzoek, en wat bleek nu : de arme stumpers, een jongen van 16 en een meisje van 12 jaar, kinderen uit het eerste huwelijk van den kapitein, werden als het ware buiten de huiselijke kring gesloten, zij kregen zo goed als geen voedsel, geen dekking, geen bed en brachten de nacht door in een koud ijzeren hok. De oudste lijkt wel een tenger knaapje van 9 jaar en kon, toen de wachtmeester van de marechaussee hem aan wal bracht, niet loopen door de etterende wonden aan zijn wintervoeten. De beide kinderen zijn naar het rijkshuis voor schipperskinderen in Dordrecht over gebracht.
Comments